Feiten
Verschillende vakbonden en enkele werknemers stellen een beroep in tegen een nieuwe wettelijke regeling rond flexi-jobs in de horecasector. Voor die vorm van tewerkstelling wordt een eigen arbeidsrechtelijke regeling uitgewerkt, gekoppeld aan een specifieke behandeling op het vlak van sociale zekerheid en fiscaliteit. Daarnaast is ook voorzien in een eigen regeling voor het presteren van overuren.
De verzoekende partijen zien daarin verschillende problemen, waaronder een schending van de standstill-verplichting.
Beslissing
Het Hof verwerpt het beroep.
Motivatie
Wat de standstill-verplichting betreft
De bestreden bepalingen zouden volgens de verzoekende partijen de standstill-verplichting schenden voor wat betreft:
- het recht op billijke arbeidsvoorwaarden;
- het recht op een billijke beloning;
- het recht op sociale zekerheid;
- de syndicale vrijheid;
- en het recht op collectief onderhandelen.
Het Hof verduidelijkt eerst de bescherming van de opgesomde rechten. Zo wordt het recht op een billijke beloning gewaarborgd door verschillende mensenrechtenverdragen1. Hetzelfde geldt voor het recht op sociale zekerheid2. Artikel 23 van de Grondwet bevat een standstill-verplichting voor de opgesomde rechten, maar voor het recht op syndicale vrijheid maakt het Hof een kanttekening. Als daarmee een ruimer recht wordt bedoeld dan het recht op collectief onderhandelen, dan valt dit onder het toepassingsgebied van art. 27 van de Grondwet, dat geen standstill-verplichting omvat.
Artikel 23 van de Grondwet preciseert niet wat moet worden verstaan onder een “billijke beloning”. Het preciseert evenmin het niveau dat moet worden bereikt door de sociale uitkeringen die vallen onder het recht op sociale zekerheid. Maar artikel 23 van de Grondwet legt wel verplichtingen op aan de wetgever. Deze moet namelijk de vermelde rechten waarborgen en de voorwaarden bepalen voor de uitoefening ervan om eenieder in staat te stellen een menswaardig leven te leiden.
Het opzet van de nieuwe regeling rond flexi-jobs is om een systeem van flexibele tewerkstelling in de horecasector in te voeren. Tegelijk wil de nieuwe regeling vermijden dat gewone arbeidsovereenkomsten worden omgezet in flexi-jobarbeidsovereenkomsten.
Het Hof is evenwel van mening dat de wet niet kan worden beschouwd als een aanzienlijke achteruitgang van het bestaande beschermingsniveau inzake billijke arbeidsvoorwaarden, billijke beloning en sociale zekerheid. Volgens het Hof heeft de wetgever voldoende waarborgen voorzien om deze rechten te vrijwaren. Een voorbeeld daarvan is dat een flexi-job pas mogelijk is als de werknemer voor minstens 4/5de van een voltijdse job bij één of meer andere werkgevers is tewerkgesteld.
Het Hof besluit dat er evenmin een beperking is van het recht van de sociale partners op collectieve onderhandelingen.
De standstill-verplichting is niet geschonden.
Overige middelen
Het Hof ziet ook voor de overige middelen geen schending. Hierbij houdt het Hof vooral rekening met het feit dat flexi-werknemers noodzakelijkerwijze reeds een 4/5 tewerkstelling hebben. Daardoor mag de bescherming van hun rechten beperkter zijn. Deze middelen worden hier verder niet besproken.
Integrale tekst van de beslissing
Referenties
1 Art. 4 herziene ESH; art. 7 IVESCR
2 Art. 12 herziene ESH; Art. 9 IVESCR
Trefwoorden
Flexi-job; Art. 23 Gw. (standstill