Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Feiten

Een koppel van wie de vader geen vast werk heeft en de moeder werkloos is, heeft vijf kinderen. Ze leven in precaire omstandigheden. Eerst worden de kinderen onder toezicht geplaatst opdat er een betere huisvesting zou worden voorzien. Enkele maanden later vragen de sociale diensten de tijdelijke plaatsing van de kinderen, omdat het gezin nog geen geschikte huisvesting gevonden heeft en omdat de ouders volgens hen het toezicht proberen te ontwijken. Uiteindelijk worden de kinderen geplaatst omdat de ouders te weinig ondernemen om de materiële moeilijkheden te boven te komen en een huis te vinden voor het gezin, en bovendien weinig interesse tonen voor hun kinderen.
De zaak belandt nadien nog bij het Grondwettelijk Hof van de Tsjechische Republiek, maar dat ziet geen graten in de plaatsing. Volgens het Grondwettelijk Hof is plaatsing de enige oplossing, en is dat gebeurd in overeenstemming met de wet en in het belang van de kinderen.

Het koppel meent dat er een schending is van art. 1 EVRM (verplichting tot eerbiediging van de rechten van de mens), art. 6 EVRM (Recht op een eerlijk proces), art. 8 EVRM (recht op respect voor privé- en familieleven), art. 13 EVRM (recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel) in samenhang met art. 1 Protocol nr. 12 en art. 14 EVRM (verbod van discriminatie).
In het kader van de juridische kwalificatie van de feiten, besluit het Hof om de zaak uitsluitend te onderzoeken in licht van art. 8 EVRM.

Beslissing

Het Hof beschouwt de plaatsing als een schending van art. 8 EVRM.

Het Hof beslist dat de Staat een schadevergoeding van 10 000 euro moet betalen voor morele schade.

Motivering

Het is vaste rechtspraak van het Hof dat het samenzijn van ouder en kind een fundamenteel element is van het familieleven. Maatregelen die dit verhinderen vormen een inbreuk op het recht beschermd door art. 8 EVRM. Dergelijke inbreuk is pas aanvaardbaar wanneer ze voorzien is bij wet, een legitiem doel nastreeft, en noodzakelijk is in een democratische samenleving. In dit geval gaat het Hof zich vooral op de derde voorwaarde toeleggen.
Het Hof meent dat de splitsing van een familie een zware inbreuk is. Zo’n maatregel moet ondersteund worden door voldoende gefundeerde en gewichtige overwegingen in het belang van het kind. Het feit dat een kind kan geplaatst worden in een meer gunstige omgeving voor zijn of haar opvoeding, op zich niet kan rechtvaardigen dat het kind wordt weggenomen van de biologische ouders.
Bovendien bevat art. 8 EVRM ook positieve verplichtingen voor de Staat. Waar er een familiale band wordt vastgesteld, moet de Staat in principe handelen op zo’n manier dat deze band zich kan ontwikkelen en moet zij de nodige maatregelen nemen om kind en ouder te herenigen.

Volgens het Hof “stonden de educatieve en affectieve capaciteiten van de verzoekers nooit ter discussie en hebben de rechtbanken ook erkend dat ze inspanningen leverden om hun moeilijkheden te overwinnen. De plaatsing van de kinderen werd dus enkel en alleen bevolen omdat het gezin op dat moment in een ongeschikte woning verbleef. Volgens het Hof gaat het hier om een materieel gebrek dat de nationale autoriteiten hadden kunnen compenseren met andere maatregelen dan het uit elkaar halen van het gezin. Dit lijkt het Hof immers de meest radicale maatregel, die zou moeten worden voorbehouden voor de meest ernstige gevallen.” [onze vertaling]

Het Hof geeft een voorbeeld van mogelijke andere maatregelen. De autoriteiten kunnen namelijk waken over de levensomstandigheden en de hygiëne waarin het koppel leeft. In die context kunnen ze dan aanbevelingen doen over wat het koppel kan ondernemen om de situatie te verbeteren. Dat zou ook in overeenstemming zijn met de Tsjechische wet.

Het Hof stelt dat de argumenten van de autoriteiten en de rechtbanken wel relevant zijn, maar dat ze niet voldoende doorwegen om zo’n zware inmenging in het familieleven (de plaatsing van de kinderen) te rechtvaardigen. Bovendien blijkt niet uit de feiten dat de sociale diensten voldoende inspanningen leveren om het koppel te helpen zijn problemen te boven te komen en de kinderen zo snel mogelijk terug te krijgen.

Betekenis in ruimere context

De plaatsing gebeurt in deze zaak op basis van een gebrek aan degelijke huisvesting. Dat verschilt inhoudelijk gezien van de meeste zaken die het Hof eerder onderzocht. Zo worden de kinderen in deze zaak niet onderworpen aan geweld of mishandeling (Dewinne/België; Zakharova/Frankrijk), noch aan seksueel misbruik (Covezzi en Morselli/Italië). Evenmin stelt men een emotioneel tekort vast (Kutzner/Duitsland), een zorgwekkende gezondheidstoestand of een psychologisch onevenwicht bij de ouders (Bertrand/Frankrijk; Couillard Maugery/Frankrijk).
In sommige (onontvankelijke) zaken werd de plaatsing gemotiveerd op grond van ontoereikende levensomstandigheden of materiële deprivatie, maar dit vormde nooit het enige motief. Er waren steeds bijkomende motieven aanwezig zoals de psychologische toestand van de ouders of hun affectieve, educatieve en pedagogische tekortkomingen (Rampogna en Murgia/Italië; M.G. en M.T.A./Italië)

Na 5 jaar werden de 5 kinderen herenigd met de ouders.

 

Integrale tekst van de beslissing

 

Referenties
EHRM 10 maart 2005, nr. 56024/00, Dewinne/België
EHRM 13 december 2005, nr. 57306/00, Zakharova/Frankrijk
EHRM 9 mei 2003, nr. 52763/99, Covezzi en Morselli/Italië
EHRM 26 februari 2002, nr. 46544/99, Kutzner/Duitsland
EHRM 19 februari 2002, nr. 57376/00, Bertrand/Frankrijk
EHRM 1 juli 2004, nr. 64796/01, Couillard Maugery/Frankrijk
EHRM 11 mei 1999, nr. 40753/98, Rampogna en Murgia/Italië
EHRM 28 juni 2005, nr. 40753/98, M.G. en M.T.A./Italië

Bespreking door ‘ATD Vierde Wereld’:
https://www.atd-vierdewereld.be/Affaire-WALLOVA-ET-WALLA-contre.html

 

Trefwoorden
Art. 8 EVRM (recht op respect voor privé- en familieleven); Ongeschikte huisvesting; Plaatsing van kinderen