Feiten
De stad Namen heeft in 2014 een gemeentelijke verordening over bedelarij aangenomen, daarbij verwijzend naar een aantal incidenten en klachten over deze praktijk. Deze regeling bevat onder meer een algeheel bedelverbod op vele plaatsen van de stad. Het voorziet ook een verbod, deze keer op het gehele grondgebied van de gemeente, op bedelen in gezelschap van een minderjarige onder de 16 jaar, op bedelen “met een fysieke en verbale agressie” (sic), op bedelen in gezelschap van een dier dat “potentieel gevaarlijk is of dreigt te worden” (sic), op bedelen dat de doorgang van voorbijgangers belemmert, op bedelen “bij de ingang van openbare of particuliere gebouwen en die de toegang belemmert” en een verbod op bedelen “op rijbanen en kruispunten“.
Een particulier in armoede, ondersteund door twee verenigingen, wil de toepassing van deze regelgeving schorsen om wettelijk te kunnen bedelen. De verzoekers roepen onder meer het recht in om bedelarij te kunnen uitoefenen.
Beslissing
De Raad schorst de bepaling betreffende een verbod op bedelen op openbare plaatsen. Eveneens schorst de Raad de bepalingen betreffende een verbod op bedelen met een minderjarige onder de zestien jaar; en het verbod op bedelen met een dier dat “potentieel gevaarlijk is of dreigt te worden”.
De Raad dient zich nog uit te spreken inzake het verzoek tot vernietiging, maar waarschijnlijk zal de verordening niet meer van toepassing zijn wanneer de zaak voor de Raad komt.
Motivering
Ontvankelijkheid
De Raad van State oordeelt dat de vordering van de vzw Luttes, Solidarités, Travail , ontvankelijk kan zijn gezien haar maatschappelijk doel. De Raad van State behoudt zich ervan een uitspraak te doen wat betreft de ontvankelijkheid van de vordering van de Liga voor Mensenrechten (LvM), vermoedelijk om niet in te gaan tegen de rechtspraak van de XIIe Nederlandstalige Kamer die een verzoek tot vernietiging van de Liga voor mensenrechten onontvankelijk verklaarde betreffende een gelijkaardige verordening van de stad Gent en betreffende een verordening in Brugge die alcoholgebruik in het openbaar beperkte (arrest n° 226.783 en n° 226.784, van 18 maart 2014).
Gegrondheid
Inzake de gegrondheid herinnert de Raad van State eraan dat hoewel bedelarij op zich noch verboden noch strafbaar is, dit de gemeenten niet belet deze praktijk op basis van hun politiebevoegdheden te beperken.
De Raad stelt dat bedelarij op zich niet kan worden beschouwd als een verstoring van de openbare orde. De Raad merkt echter op dat er een aantal problemen zijn verbonden aan sommige praktijken van bedelarij die de openbare orde bedreigen. Het was dus legitiem van de stad Namen om verbodsmaatregelen aan te nemen in een aanzienlijk deel van zijn grondgebied. De duur van de maatregel, twaalf maanden, overschrijdt evenwel de grenzen van de noodzaak, waarbij de Raad oordeelt dat het “de gewoonlijke toelaatbare limieten overschrijdt voor maatregelen met vergelijkbare doelstellingen“. Om deze redenen wordt de bepaling geschorst.
Inzake het verbod op bedelen met een minderjarige onder de zestien jaar, ziet de Raad van State niet in hoe dit enkele feit de openbare orde in gevaar zou brengen. De maatregel wordt daarom geschorst. Hetzelfde geldt voor de maatregel betreffende een verbod op het bedelen met een dier dat “potentieel gevaarlijk is of dreigt te worden” omdat deze bepaling ontbreekt aan precisie wat in strijd is met de beginselen van rechtszekerheid, de voorspelbaarheid en de toegankelijkheid van de ingeroepen bepaling door de partijen.
Betekenis in ruimere context
Sinds 1993 is bedelen geen strafbaar feit meer. Een gemeente kan echter wel de uitoefening ervan belemmeren met maatregelen op basis van haar politiebevoegdheden.
Al in een arrest uit 1997 stelde de Raad dat een algemeen en permanent verbod op het uitoefenen van de bedelarij, dat geldt op geheel het grondgebied van de stad, niet mogelijk is. Het huidige arrest past in die rechtspraak.
Wat de ontvankelijkheid betreft is het enigszins vreemd dat de Raad zich niet uitspreekt over het verzoek van de Liga voor Mensenrechten (LvM). Zoals vermeld is dat vermoedelijk om niet in te gaan tegen rechtspraak van de Nederlandstalige kamer, die een gelijkaardig verzoek tot vernietiging van de LvM onontvankelijk verklaarde. Anderzijds heeft de Raad het belang van de LvM wel bevestigd in 2014 in een procedure tegen een politiereglement (arrest n° nr. 229.165 van 14 november 2014), waardoor de weg leek geopend voor toekomstige procedures.
Door zich in de huidige zaak niet uit te spreken over het verzoek van de LvM, blijft het dus onduidelijk wat dit betekent voor toekomstige procedures.
Integrale tekst van de beslissing
Referenties
Inzake dit onderwerp zie:
*Ch.-E. CLESSE, « Les Roms face au droit pénal », in J. FIERENS (red.), Les Roms face au droit en Belgique, Bruxelles, La Charte, 2012, n°s 16 et seq., p. 165 en volgende.
*J. FIERENS en M. LAMBERT, « De l’inutilité de la répression de la mendicité : aspects historiques et juridiques », in Pauvérité, Trimestriel du Forum bruxellois de lutte contre la pauvreté, n° 5, 2014.
*J. FIERENS, « Vers une pénalisation de la mendicité des mères avec enfant(s) ? », Journal du droit des jeunes, n° 326, juni 2013, p. 22-26 ; « Les chasse-coquins. Mendicité et répression », in Journal du droit des jeunes, n° 291, januari 2010, p. 27-30 ; « La répression de la mendicité en 2004: observations sous Pol. Bruxelles, 27 januari 2004 », Journal des tribunaux, 2004, p. 543-544.
*RvS 8 oktober 1997, nr. 68.735, http://www.raadvst-consetat.be/arr.php?nr=68735&l=nl
Trefwoorden
Bedelarij; Gemeentelijke verordening