Feiten
Meerdere families van woonwagenbewoners leven reeds verschillende jaren op een privéterrein in Frankrijk, waar ze hun caravans hebben geplaatst of woonconstructies hebben gebouwd. In 2004 worden een 40-tal bewoners door de gemeente gedagvaard omwille van de illegaliteit van hun bezetting van dit terrein. In het licht van de ‘Code de l’Urbanisme’ en de bewoningsplannen worden ze verzocht om te vertrekken. In kort geding verbiedt de rechter de uithuiszetting, maar in eerste aanleg en in beroep wint de gemeente deze zaak. Nadat juridische bijstand wordt geweigerd voor het Hof van Cassatie, beslissen vier terreinbewoners naar het Europees Hof voor de rechten van de mens te stappen. Zij stellen dat Frankrijk hun recht op respect voor het privé- en gezinsleven miskent, evenals het recht op respect voor hun woning (art. 8 EVRM). Een vereniging die de verdediging opneemt van personen uit de vierde wereld (de beweging ATD Quart Monde) vraagt om erkend te worden als slachtoffer van de schending van deze conventie, apart van de andere verzoekers die optraden in hun eigen naam of in naam van hun kinderen.
Beslissing
Het Hof oordeelt dat art. 8 EVRM door Frankrijk wordt geschonden. Het wijst evenwel de vordering van ATD Vierde Wereld, waarin zij vraagt om eveneens als slachtoffer erkend te worden, af.
Motivering
Wat betreft deze woning stelt het Hof dat het onbelangrijk is of ze al dan niet legaal wordt bezet of betrokken. Wat betreft het respect voor het privé- en gezinsleven stelt het Hof een inmenging vast, die steunt op wettelijke bepalingen en een legitiem doel nastreeft. Wat betreft de noodzaak van de inmenging stelt het Europees Hof dat de Franse rechtbanken nooit de proportionaliteit van de maatregel tot uithuiszetting, op grond van de illegaliteit van de bewoning van het terrein, hebben onderzocht. Dit onderzoek had moeten gebeuren in het licht van de argumenten van de bewoners en meer bepaald dat zij in sommige gevallen dit terrein al 30 jaar bewonen. Het Hof herinnert ook aan het feit dat het reeds heeft geoordeeld dat de kwetsbaarheid van zigeuners en woonwagenbewoners ertoe strekt speciale aandacht aan hun behoeftes en levenswijzen te besteden. Het Hof oordeelt dat de eisers in het kader van een uithuiszettingsprocedure niet hebben kunnen genieten van een proportionaliteitstoetsing van de inbreuk. Deze toetsing is vereist in het EVRM (artikel 8), en bijgevolg overtreedt Frankrijk het voornoemde verdrag.
Volgens een constante rechtspraak oordeelt het Europees Hof dat het statuut van slachtoffer niet kan worden toegekend aan een vereniging als ATD Quart Monde niet op een directe manier door deze maatregel getroffen wordt.
Betekenis in ruimere context
Hoewel deze beslissing niet rechtstreeks betrekking heeft op België, kan er worden onthouden dat een staat bij het ontruimen van een alternatieve woonvorm rekening moet houden met het respect voor het privé- en familieleven van de bewoners, dat door art. 8 EVRM beschermd wordt.
In een navolgend arrest van 28 april 2016 over de billijke genoegdoening, heeft het Hof de Franse Staat veroordeeld tot het betalen van schadevergoedingen aan de verzoekers.
Integrale tekst van de beslissing
Referenties
EHRM 2 oktober 2012, nr. 5126/05, Yordanova t. Bulgarije.
A. BILLARD, J.-P. FOEGLE, T. MARTIN en A. TAMOUZA, «Un cinglant désaveu de la France par la Cour européenne des droits de l’homme en matière de logement des gens du voyage», in Lettre «Actualités Droits-Libertés» du CREDOF, 5 december 2013.
D. SCHAFFHAUSER, «Analyse de la jurisprudence Winterstein», 17 mei 2016 in http://blogs.atd-quartmonde.org/humanrights/a-propos/
J.-L. RONGE, « Expulsion de gens du voyage » in J.dr.jeun. 329, 11-2013, 34.
J. GELLER en A. WEISS, “Winterstein v France: the third-party perspective”, in http://strasbourgobservers.com/
Trefwoorden
Alternatieve woonvormen; Art. 8 EVRM (recht op respect voor privé- en familieleven); Proportionaliteit; Woonwagenbewoners; Recht op herhuisvesting; Recht op eerbied van woonplaats