Samengevat op 2/10/2019
Feiten
Een burger stelt een vernietigingsberoep in tegen de invoering van een lage-emissiezone in Brussel1. In die lage-emissiezone worden bepaalde motorvoertuigen niet toegelaten omwille van de milieuhinder die ze veroorzaken.
Volgens de man is de verspreiding van dergelijke zones problematisch. Ze maken het moeilijk voor personen met beperkte financiële middelen, zoals hijzelf, om zich te verplaatsen. Het openbaar vervoer biedt geen volwaardig alternatief, aangezien dit te veel tijd vergt en beperkt is qua tijdstippen.
Volgens het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is het de bedoeling om de vervuilende uitstoot van voertuigen te verminderen om de luchtkwaliteit te verbeteren en zo de volksgezondheid en het leefmilieu te beschermen. Bovendien past de uitstootverminderende maatregel in het kader van de inspanningen die nodig zijn om te voldoen aan Europese luchtkwaliteitsnormen.
Beslissing
Het Hof verwerpt het beroep.
Motivatie
Er worden vier middelen aangevoerd. Deze samenvatting is beperkt tot de beoordeling van het derde middel over de schending van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie en van het vierde middel over de schending van het eigendomsrecht.
De overige middelen worden niet samengevat.
Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie
Volgens de man zou de invoering van de lage-emissiezone de artikelen 10 (gelijkheidsbeginsel) en 11 (niet-discriminatie) van de Grondwet schenden. Deze zone zou namelijk op algemene wijze van toepassing zijn. Er zou geen rekening worden gehouden met de specifieke situatie van financieel kwetsbare personen of personen met een beperking die beschikken over een oud voertuig en zich de vervanging niet kunnen veroorloven. Bovendien zou de zone een indirecte discriminatie inhouden op grond van etniciteit en arbeid. Immers, minderheden en kwetsbare werknemers en zelfstandigen zouden het zwaarst getroffen worden.
Voor het Hof sluit het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie niet uit dat een verschil in behandeling bestaat tussen categorieën van personen. Maar dat verschil moet wel op een objectief criterium berusten en redelijk verantwoord zijn. Het beginsel verzet er zich bovendien tegen dat categorieën van personen die zich in een wezenlijk andere situatie bevinden, toch identiek behandeld worden. Dat is enkel mogelijk als er een redelijke verantwoording bestaat.
Het bestaan van een redelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de maatregel en met de aard van de geldende beginselen. Er is een schending als er geen redelijk verband is tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.
Volgens het Hof streeft het Gewest alvast een wettig, objectief en pertinent doel na: de luchtkwaliteit verbeteren door het verkeer te verminderen en de burgers daarbij identiek te behandelen, ongeacht hun financiële draagkracht.
Dan rest nog de vraag of er een redelijk verband is tussen de aangewende middelen en het beoogde doel. Het Hof wijst vooreerst op de gefaseerde invoering van de lage-emissiezone, gekoppeld aan overgangs- en gedoogperiodes. Dit moet de getroffen bestuurders toelaten om hun voertuig te vervangen of de omslag te maken naar alternatieve mobiliteitsmogelijkheden. In een eerste fase worden enkel de meest vervuilende voertuigen geweerd.
Voorts stelt het Hof vast dat de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tijdelijke of permanente afwijkingen kan bepalen. Zo kunnen bepaalde voertuigen toch worden toegelaten tot de zone, ook al beantwoorden zij niet aan de toelatingsvoorwaarden. De Regering dient hierbij rekening te houden met de aard, het type en het gebruik van het voertuig alsmede met de socio-economische criteria en met uitzonderlijke situaties. Bovendien kan de Regering voorzien in steunmaatregelen ter compensatie van de negatieve impact van de zone:
- Een in de tijd beperkt betalend recht op toegang tot de lage-emissiezone;
- Financiële ondersteuning voor particulieren;
- Financiële ondersteuning voor ondernemingen;
- Informatie- en begeleidingspunten voor burgers en ondernemingen.
Het Hof besluit hieruit dat de Regering maatregelen kan nemen die “beogen de sociaal-economische impact van de lage-emissiezone te verlichten”. Dit kan ten aanzien van personen die niet over de financiële draagkracht beschikken om onmiddellijk een nieuw voertuig aan te schaffen dat voldoet aan de emissienormen. Of het kan ook voor wie om andere redenen bijzonder kwetsbaar is op het vlak van mobiliteit. Voor het Hof bestaat er dus een redelijk verband tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.
Het eigendomsrecht
Volgens de man vormt de lage-emissiezone een onteigening zonder schadeloosstelling. Hij stelt dat de overheid jarenlang dieselvoertuigen heeft gestimuleerd en nu personen verplicht om die voertuigen tegen bodemprijzen te verkopen, zonder dat zij zich een nieuwe auto kunnen veroorloven.
Het Hof wijst erop dat elke inmenging in het eigendomsrecht een billijk evenwicht moet vertonen tussen het algemeen belang en het eigendomsrecht. Er moet een redelijk verband bestaan tussen de aangewende middelen en het nagestreefde doel.
Het Hof Overweegt dat hoewel het Europees Verdrag voor de rechten van de mens niet uitdrukkelijk het recht op een gezond leefmilieu bevat, de bescherming ervan een belangrijke maatschappelijke bekommernis vormt. Bovendien kan het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven in het gedrang komen, als personen worden getroffen door luchtvervuiling. De uitstoot van schadelijke luchtverontreinigende stoffen door voertuigen kan immers ernstige schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid. Dit geldt in het bijzonder voor dichtbevolkte gebieden met veel verkeer. Economische imperatieven en zelfs sommige fundamentele rechten, zoals het eigendomsrecht, dienen niet noodzakelijk voorrang te krijgen op de bescherming van leefmilieu en volksgezondheid2.
Het Hof verwijst ook hier naar de gefaseerde invoering, gedoogperiodes, begeleidende maatregelen etc. Het besluit dan ook dat er een redelijk verband is tussen de aangewende middelen en het nagestreefde doel.
Betekenis in ruimere context
Dat het Hof deze middelen heeft verworpen is in het licht van zijn rechtspraak niet verrassend. Het Gewest beschikt namelijk over een discretionaire bevoegdheid om de sociaal-economische impact van de lage-emissiezone te verlichten ten behoeve van (financieel) kwetsbare personen.
Integrale tekst van de beslissing
Referenties
1 Ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest 7 december 2017 tot wijziging van de ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing, BS 14 december 2017.
2 EHRM 12 mei 2009, Greenpeace e.v. en anderen t. Duitsland, §1; EHRM 27 november 2007, Hamer t. België, §§79-80.
Trefwoorden
Lage-emissiezone; Art. 10 Gw. (gelijkheidsbeginsel); Art. 11 Gw. (non-discriminatie); Vervoer; Milieubescherming