Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Feiten

De Europese Commissie voor de Rechten van de Mens omschrijft mevrouw Van Volsem als een moeder van drie kinderen die zich na haar scheiding in een moeilijke financiële situatie bevindt. Ze ziet zich hierdoor verplicht een sociale woning te accepteren waar alles, inclusief verwarming, werkt op elektriciteit en waar elke andere energiebron verboden is. Defecten in de constructie van de woning leiden tot een te hoog elektriciteitsverbruik dat niet in verhouding staat tot de middelen waarover bewoners van sociale woningen beschikken. Mevrouw Van Volsem betaalt gedurende twee jaar haar elektriciteitsfacturen niet . Na een ingebrekestelling gaat de leverancier over tot een afsluiting van de meters.

De rechtbank van eerste aanleg van Brussel beslist vervolgens via een uitspraak in kort geding dat de elektriciteitslevering moet worden hersteld. Maar in beroep beslist het Brusselse Hof van Beroep dat de elektriciteitsleverancier de levering mag onderbreken tot de schuld volledig is aangezuiverd. Er wordt dus onmiddellijk een vermogensbegrenzer (sic) van 440W geïnstalleerd in de woning van mevrouw Van Volsem die vervolgens dankzij een krediet haar schuldachterstand kan afbetalen, waarna de elektriciteitslevering wordt hersteld.

Mevrouw Van Volsem roept artikel 3 EVRM (onmenselijke of vernederende behandeling) in en volgt daarbij de redenering dat de opschorting van de elektriciteitslevering en de constante dreiging van een dergelijke opschorting onmenselijke en vernederende drukkingsmiddelen zijn, terwijl artikel 3 stelt dat iedereen het recht heeft op de essentiële basisbehoeften die noodzakelijk zijn voor de menselijke waardigheid. Ze roept eveneens een schending van artikel 8 EVRM (recht op respect voor privé- en familieleven) in, dat op zijn beurt vereist dat er minimale middelen, met name van materiële aard, moeten worden gewaarborgd voor gezinnen.

Beslissing

De Commissie concludeert dat de eis niet ontvankelijk is, in de zin van artikel 27 §2 EVRM zoals het op dat moment van kracht is.

Motivering

De Commissie oordeelt dat de opschorting of het dreigen met opschorting van de elektriciteitslevering niet in die mate vernederend is dat er sprake kan zijn van een onmenselijke of vernederende behandeling.

Wat betreft artikel 8 EVRM, meent de Commissie dat deze bepaling de Staat er niet toe verplicht om gratis energie te leveren of te laten leveren, of om de verplichting tot afbetaling van schulden met betrekking tot de energielevering af te schaffen.

Betekenis in de ruimere context

Uit de ingediende eis blijkt duidelijk dat de vrouw niet de moeder is van drie maar wel van twee kinderen die respectievelijk in 1970 en 1974 zijn geboren, en dat ook haar kleindochter, die is geboren in 1988 en die op het moment van de feiten nog een baby was, bij haar inwoonde.
Deze eerste fout rechtvaardigt al de opmerking van professor Sudre die schreef dat “de beslissing nauwelijks verdedigbaar is en de bittere indruk wekt dat ze snel en slordig in elkaar is geknutseld. “*

Wat de grond van de zaak betreft, heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zich nooit uitgesproken over de opschorting van de levering van aardgas of elektriciteit ten gevolge van een niet-betaling van facturen. Ze heeft echter herhaaldelijk geoordeeld dat artikel 8 van het Verdrag, dat de eerbiediging van het gezinsleven oplegt, positieve verplichtingen met zich meebrengt waaronder, voor de overheid, het voorzien van “bijkomende financiële steun zodat aan de primaire behoeften van het gezin (bijv. voeding, elektriciteit en stromend water) kan worden voldaan” en het nemen van “concrete maatregelen zodat kinderen bij hun moeder kunnen wonen” (zie recent Soares de Melo vs. Portugal, 16 februari 2016, § 106 en de verwijzingen naar de jurisprudentie van het Hof).

 

Integrale tekst van de beslissing

 

Referenties
* F. SUDRE, “La première décision ‘quart-monde’ de la Commission européenne des droits de l’homme : une ‘bavure’ dans une jurisprudence dynamique”, Rev. univers. droits homme, 1990, p. 349.

Wat betreft de “verrassende uitbreiding van het concept van de ontvankelijkheid” in de werking van de Commissie, en het nagaan van de schijnbare gegrondheid van individuele eisen, zie
– F. SUDRE, Droit international et européen des droits de l’homme, Parijs, P.U.F., 1989, p. 216, nr. 215.

 

Trefwoorden
Energie; Afsluiting van elektriciteit; Art. 3 EVRM (onmenselijke of vernederende behandeling); Art. 8 EVRM (recht op respect voor privé- en familieleven)