Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Feiten

De heer A. is afkomstig uit Gaza. In 2021 dient hij een aanvraag in tot het bekomen van internationale bescherming. Er volgen enkele procedurele kwesties, maar de man wacht nog steeds op een beslissing over zijn internationale bescherming. Intussen verblijft hij in de opvangstructuur van Fedasil te Gent.  

 In 2022 beslist Fedasil om de verplichte plaats van inschrijving op te heffen. Dit heeft tot gevolg dat de heer A. de opvangstructuur moet verlaten. Hij gaat niet akkoord met die beslissing en tekent daarop beroep aan bij de arbeidsrechtbank. De beslissing wordt vernietigd, maar Fedasil besluit daarop zelf in beroep te gaan. Zo belandt de zaak bij het arbeidshof. 

Beslissing

Het arbeidshof bevestigt de beslissing van de arbeidsrechtbank. De vordering van de heer A. is gegrond en de beslissing van Fedasil – het opheffen van de inschrijving – wordt vernietigd.  

Motivering

Beslissing van de arbeidsrechtbank 

De arbeidsrechtbank oordeelt dat de vordering van de heer A. gegrond is en dat de beslissing van Fedasil – het opheffen van de inschrijving – moet vernietigd worden. De rechtbank meent dat de omstandigheden vereisen dat Fedasil verder materiële hulp dient te verstrekken in het opvangcentrum te Gent. De heer A. mag dan wel een arbeidsovereenkomst hebben van onbepaalde duur en een nettoloon dat hoger is dan het leefloon, maar uit de feiten blijkt duidelijk dat het niet vanzelfsprekend is voor de man om een woning te vinden. Er is daarom een risico dat de man zonder opvangplaats dakloos zou worden. Een opheffing van de plaats van inschrijving is niet aan de orde als er grote twijfels bestaan over de zelfredzaamheid van de asielzoeker en als de kans reëel is dat de man zich binnen afzienbare tijd zal aandienen bij het bevoegde OCMW. Dat de man niet spontaan aan Fedasil te kennen gaf dat hij inkomsten verwierf uit tewerkstelling, doet hier wettelijk gezien geen afbreuk aan.  

 De beslissing wordt zoals gezegd vernietigd, maar Fedasil besluit in beroep te gaan. 

Het arbeidshof bevestigt het vonnis van de arbeidsrechtbank

Het klopt dat de heer A. sinds 2021 aan het werk is en over een inkomen beschikt dat meer bedraagt dan het leefloon voor een alleenstaande. De man beantwoordt daardoor ogenschijnlijk aan de voorwaarden voor een opheffing van de verplichte inschrijving. Maar zo’n beslissing tot opheffing moet ook rekening houden met de specifieke situatie van de betrokkene, alsook met het evenredigheidsbeginsel. Het is op dit vlak dat de beslissing van Fedasil problematisch is.  

Het arbeidshof stelt dat de heer A. weliswaar over voldoende bestaansmiddelen beschikt, maar dat het voor hem niettemin onmogelijk is om volledig zelfredzaam te zijn. Ondanks zijn inspanningen, blijkt hij immers niet in staat – zelfs met medewerking van de sociale dienst van Fedasil – om een woning te vinden buiten het opvangnetwerk. Door zijn beperkte verblijfsrecht wordt hij namelijk telkens afgewezen door eigenaars, immokantoren en zelfs het sociaal verhuurkantoor. Evenmin kan hij een beroep doen op vrienden of kennissen. Noch kan hij een beroep doen op het OCMW, omdat hij niet gedomicilieerd is op het grondgebied van de gemeente of omdat hij niet minstens één nacht dakloos is geweest op het grondgebied. Volgens het arbeidshof is er daarom een reëel risico dat meneer A. dakloos zou worden bij de opheffing van de verplichte inschrijving. Omwille van zijn specifieke situatie zou zijn menselijke waardigheid daarom in het gedrang kunnen komen. De opheffing zou met andere woorden een onevenredig groot nadeel berokkenen aan de heer A. en daardoor een schending betekenen van het evenredigheidsbeginsel.   

Fedasil is van mening dat de menselijke waardigheid hier nog steeds kan gewaarborgd worden door het OCMW. Het arbeidshof is hiervan niet overtuigd en meent dat de verregaande redenering van Fedasil in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De heer A. zou immers eerst dakloos moeten worden, met het risico dat hij dan ook zijn tewerkstelling zou verliezen, waarna hij dan beroep zou moeten doen op maatschappelijke dienstverlening door het OCMW.  

Het arbeidshof bevestigt dan ook het vonnis van de arbeidsrechtbank. De opheffing van de inschrijving wordt vernietigd.  

Integrale tekst van de beslissing

Trefwoorden:

Huisvesting – Asielprocedure – Internationale bescherming – Opvangstructuur Fedasil – Verplichte plaats van inschrijving – Menselijke waardigheid