Feiten
De Vlaamse wooncode is het kaderdecreet voor het woonbeleid in Vlaanderen. In 2006 wordt dit decreet grondig bijgestuurd, waarop twee verenigingen (de Liga voor Mensenrechten en het Vlaams Overleg Bewonersbelangen) en de Franse gemeenschapsregering een vernietigingsberoep indienen bij het Grondwettelijk Hof.
De wijzigingen in de wooncode worden ingegeven door een bijzondere doelstelling, namelijk de leefbaarheid in sociale woonwijken verbeteren. Daartoe wordt het inschrijvings- en toewijzingsbeleid in de sociale huisvesting aangepast. Ten eerste wordt er een bijkomende inschrijvingsvoorwaarde opgelegd, zijnde de bereidheid om Nederlands te leren. Ten tweede wordt een proefperiode ingevoerd en de mogelijkheid tot een buitengerechtelijke ontbinding van het huurcontract wegens ernstige of blijvende tekortkoming van de huurder aan zijn contractuele verplichtingen.
Beslissing
Het Hof vernietigt de bepaling waardoor de sociale verhuurder eenzijdig, zonder voorafgaandelijke en onpartijdige beoordeling door de rechter, de huurovereenkomst zou kunnen beëindigen wanneer de huurder zijn contractuele verplichtingen niet nakomt.
Het Hof vernietigt niet de bepaling waardoor de huurder zijn bereidheid om Nederlands te leren moet aantonen, maar het komt de rechter toe om in elk afzonderlijk geval te onderzoeken of de weigering van de huurder om Nederlands te leren ernstige hinder of een reële aantasting van de leefbaarheid voor andere huurders heeft veroorzaakt.
Motivering
Het Grondwettelijk Hof stelt in zijn arrest dat “de decreetgever geen afbreuk mag doen aan de woonzekerheid in de sector van de sociale huisvesting, die een fundamenteel element is van het realiseren van het recht op een behoorlijke huisvesting dat wordt gewaarborgd door artikel 23 van de Grondwet”. (B.23.2.)
Het Hof vernietigt daarom de bepaling waardoor de sociale verhuurder eenzijdig, zonder voorafgaandelijke en onpartijdige beoordeling door de rechter, de huurovereenkomst zou kunnen beëindigen wanneer de huurder zijn contractuele verplichtingen onvoldoende nakomt. Ten eerste is deze mogelijkheid tot buitengerechtelijke ontbinding volgens het Hof noch evenredig met noch noodzakelijk om de leefbaarheid in sociale woonwijken te waarborgen. Bovendien staat de rechterlijke controle a posteriori de huurder wiens woning wordt ontnomen niet toe om erin terug te keren als zou blijken dat de verhuurder een beoordelingsfout heeft gemaakt.
Het Hof erkent dat er “overeenkomstige plichten” kunnen worden opgelegd om toegang te krijgen tot de rechten die in artikel 23 van de Grondwet zijn vermeld. Maar deze plichten moeten een duidelijke link hebben en evenredig zijn met de doelstelling van artikel 23, namelijk het menswaardig leven van de persoon zelf en/of van anderen die van de rechten gewaarborgd door dit artikel genieten. De bereidheid om Nederlands te leren kan volgens het Hof wel worden beschouwd als zo’n “overeenkomstige plicht”, maar het komt de rechter toe om in elk afzonderlijk geval te onderzoeken of de weigering van de huurder om Nederlands te leren een ernstige hinder of een reële aantasting van de leefbaarheid voor andere huurders heeft veroorzaakt.
Betekenis in ruimere context
Belangrijk in dit arrest is dat het Grondwettelijk Hof de maatregel rechtstreeks toetst aan artikel 23 van de Grondwet, zonder verwijzing naar andere grondwetsartikelen.
Op 22 februari 2017 heeft het Vlaams Parlement het ontwerpdecreet van de Vlaamse Regering tot wijziging van de Vlaamse wooncode en het ontwerp van besluit tot wijziging van het Kaderbesluit Sociale Huur goedgekeurd. Conform hetgeen afgesproken was in het Vlaams regeerakkoord wordt de hierboven besproken taalbereidheidsvereiste omgevormd in een taalkennisvereiste. In de plaats van een inspanningsverbintenis wordt het aanleren van het Nederlands een resultaatsverbintenis. Hierdoor zal de kennis van het Nederlands van de sociale huurders gepeild worden. Huurders die hier niet aan voldoen krijgen één jaar om aan die vereiste te voldoen. Indien dit dan nog altijd niet het geval is kan hen administratieve boetes worden opgelegd.
In een advies van 8 september 2016 heeft de Vlaamse Woonraad zich uitgesproken over deze taalkennisvereiste. Hoewel zij erkent dat kennis van het Nederlands de onderlinge communicatie tussen sociale verhuurders kan verbeteren, stelt ze zich vragen bij de dwingende en sanctionerende werking van deze invoering. Volgens haar is een administratieve geldboete niet de beste manier om sociale huurders aan te sporen tot het aanleren van het Nederlands. Ten slotte betreurt de Woonraad dat er geen reguleringsimpactanalyse (RIA) of armoedetoets op de nieuwe regelgeving werden uitgevoerd.
De Raad van State daarentegen heeft in een advies van 9 december 2016 de invoering van deze vereiste aanvaard door onder andere te verwijzen naar de bovenvermelde rechtspraak van het Grondwettelijk Hof van 10 juli 2008.
Integrale tekst van de beslissing
Referenties
Artikel 23 G.W.
Advies van 9 december 2016 van de afdeling wetgeving van de Raad van State (advies 60.388/3).
E. BREMS, « Vlaamse taalvereisten getoetst aan internationale mensenrechtenverdragen », in A. ALEN en S. SOTTIAUX (eds.), Taaleisen, juridisch getoetst, Mechelen, Kluwer, 2009, 9-10.
D. DUMONT, « Le ‘droit à la sécurité sociale’ consacré par l’article 23 de la Constitution : quelle signification et quelle justiciabilité ? » in D. DUMONT (ed.), Questions transversales en matière de sécurité sociale, Brussel, larcier, 2017, 45-47.
N. BERNARD, « L’arrêt Wooncode de la Cour constitutionnelle du 10 juillet 2008 : quand l’arbre (linguistique) cache la forêt », J.T. n° 6330, 38/2008, p. 689.
Trefwoorden
Art. 23 G.W.; Inburgeringstraject; Recht op wonen; Sociale huisvesting; Taalkennis