Feiten
Mevrouw L. begint een procedure voor de rechterlijke instanties van de Russische Federatie, om schadevergoeding te bekomen voor het feit dat bepaalde sociale zekerheidsprestaties waarop ze gerechtigd is, haar niet zijn verleend in de periode van 1995 tot 1998. De rechterlijke instanties van de Russische Federatie hebben de vordering van mevrouw L. afgewezen, op het motief dat ze weliswaar gerechtigd is op de desbetreffende prestaties, maar het heeft nagelaten die prestaties op de wettelijk voorgeschreven wijze aan te vragen.
Beslissing
Het Hof oordeelt in dit dossier dat hoewel Mevrouw L. over een objectief recht op een sociale zekerheidsprestatie beschikte, dit recht uitgedoofd is omdat ze geen aanvraag volgens de reglementaire voorwaarden heeft ingediend.
Motivering
Steunend op artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM, voert Mevrouw L. voor het Hof aan dat de afwijzing van haar vordering neerkomt op een aantasting van haar eigendom en dat de sociale zekerheidsprestaties die ze ontvangt onvoldoende zijn om een adequate levensstandaard te behouden. Overwegende dat het recht van Mevrouw L. op de voormelde sociale zekerheidsprestaties is erkend en dat de verzoekster het zelf heeft nagelaten om op de voorgeschreven wijze om de toekenning van die prestaties te verzoeken, wijst het Hof haar klacht inzake de aantasting van haar eigendom af als zijnde manifest ongegrond. Haar tweede argument, steunend op een beweerde schending van haar recht op een eerlijk proces, wordt eveneens verworpen wegens manifest ongegrond.
Het Hof overweegt voorts dat een klacht omtrent het absoluut ontoereikend karakter van sociale zekerheidsprestaties een problematiek is die in principe kan ressorteren onder artikel 3 van het EVRM, dat onmenselijke of vernederende behandelingen verbiedt. Het Hof vindt in deze zaak echter geen elementen die er op wijzen dat het geringe bedrag van het pensioen van Mevrouw L. en bijkomende sociale uitkeringen zo’n schade veroorzaakt aan haar fysieke of mentale gezondheid dat het vereiste minimum van zwaarwichtigheid onder artikel 3 wordt bereikt. Vanuit die optiek wijst het Hof ook dat aspect van de klacht van Mevrouw L. af als zijnde manifest ongegrond.
Betekenis in de ruimere context
Bevestiging van het “non take-up”-principe.
Opening tot het betwisten van het bedrag van een sociale zekerheidsprestatie op basis van artikel 3 E.V.R.M.
Integrale tekst van de beslissing
Referenties
http://echr.ketse.com/doc/56869.00-en-20020423/view/
Trefwoorden
Sociale zekerheidsuitkeringen; Pensioen; Artikel 3 EVRM; Onmenselijke of vernederende behandeling; Non take-up