Feiten
Mevrouw X blijft in gebreke voor het betalen van een factuur voor een publicitaire aankondiging. Deze factuur en het bedrag worden niet betwist. De dame, die juridische tweedelijnsbijstand geniet, vraagt wel dat de intrestvoet van 12% zou worden verlaagd naar de wettelijke intrestvoet, dat de vergoeding voor dossierkosten zou worden herleid tot 150 euro en dat de rechtsplegingsvergoeding zou worden vastgelegd op 1 symbolische euro.
Beslissing
De rechtbank geeft mevrouw X gelijk, waardoor ze veroordeeld wordt tot het betalen van:
– 7224,91 euro (vermeerderd aan de wettelijke intrestvoet) en een forfaitaire schadevergoeding van 150 euro.
– 229,57 euro gerechtskosten en 1 euro voor de rechtsplegingsvergoeding.
De rechtbank laat mevrouw toe de voorgaande bedragen te betalen aan de hand van een maandelijkse betaling van 75 euro. Bij één enkele niet-tijdige betaling wordt de totale som opnieuw verschuldigd.
Motivering
Voor wat de rechtsplegingsvergoeding betreft, baseert de rechtbank zich op een arrest van het Grondwettelijk Hof*, waarin het Hof het grondwettelijk acht om, op basis van art. 1022 Ger.w. lager af te wijken van het minimum basisbedrag voor de rechtsplegingsvergoeding in kennelijk onredelijke situaties. Volgens het Hof volgt die argumentatie uit artikel 23 van de Grondwet. Dat artikel impliceert inzake het recht op juridische bijstand een standstill-verplichting.
Volgens de rechtbank is een afwijking hier mogelijk, gezien de extreem ongelijke socio-economische situaties van beide partijen, de lichtzinnige houding van het bedrijf, de sociale weerslag van de zaak, het feit dat de dame recht heeft op collectieve schuldbemiddeling en het feit dat de procedure niet complex is.
Integrale tekst van de beslissing
Referenties
* GwH 18 december 2008, nr. 182/2008
Trefwoorden
Rechtsplegingsvergoeding; Collectieve schuldenregeling; Rechtsbijstand; Art. 23 G.W. (standstill)