Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Feiten

Een man vraagt aan het OCMW een referentieadres en een leefloon. Het OCMW beslist vervolgens om hem geen referentieadres te geven, omdat de man niet bewijst in de onmogelijkheid te zijn zich op een privéadres in te schrijven; bovendien wordt er geen recht op maatschappelijke integratie toegekend, omdat hij niet bewijst over onvoldoende bestaansmiddelen te beschikken.

De man stapt naar de arbeidsrechtbank. Deze vernietigt de beslissingen van het OCMW en verklaart dat de man recht heeft op een provisioneel bedrag aan financiële steun van 2500 euro en van een leefloon voor een alleenstaande. Bovendien moet het OCMW de man een referentieadres toekennen gedurende vier maanden vanaf de uitspraak van het vonnis. Tot slot wordt de zaak voor verdere evaluatie in voortzetting gesteld en wordt het vonnis uitvoerbaar verklaard bij voorraad.

De man tekent hoger beroep aan en vraagt een referentieadres zonder tijdsbeperking en de veroordeling van het OCMW tot een schadevergoeding van 17000 euro.

Beslissing

Het hof verklaart het hoger beroep ongegrond en bevestigt het bestreden tussenvonnis wat betreft de voorlopige maatregelen.

Wat het referentieadres voor 4 maanden betreft, is het immers onzeker of de man terecht een referentieadres dient te verkrijgen, aangezien het niet vaststaat dat hij gewoonlijk in de gemeente vertoeft.
Wat de schadevergoeding betreft heeft de man fout, noch schade bewezen.

Het hof trekt de zaak aan zich wat betreft de noodzakelijke verdere evaluatie. Het hof heropent de debatten op een later tijdstip voor verdere evaluatie, zodat het de gepaste conclusies kan trekken uit de inhoud van het sociaal verslag of het ontbreken ervan.

Motivering

Het arbeidshof gaat in op drie punten: Het referentieadres, de schadevergoeding en de verdere opvolging.

Het referentieadres
Een persoon die een referentieadres wil verkrijgen, moet een gebrek hebben aan voldoende bestaansmiddelen en gewoonlijk vertoeven in de gemeente waar hij het OCMW verzoekt het referentieadres te bekomen.

De man argumenteert dat er in deze bepaling geen tijdsbeperking voorkomt, terwijl de eerste rechter slechts een referentieadres heeft toegekend voor 4 maanden. Het hof wijst er echter op dat de eerste rechter de zaak voor verdere evaluatie in voortzetting heeft gezet, teneinde op dat latere ogenblik de juiste situatie in verband met de behoeftigheid na te gaan.
De eerste rechter heeft aldus de voorwaarden voor het referentieadres verder willen toetsen en de tijdelijkheid staat dan ook in verband met het feit dat de eerste rechter slechts een tussenvonnis heeft uitgesproken, waarbij in een verdere evaluatie werd voorzien. De eerste rechter heeft dus niet uitgesloten dat de man ook na de termijn van 4 maanden zijn referentieadres zou behouden.
Het hoger beroep is op dit punt ongegrond.

Het hoger beroep van de man heeft verhinderd dat de evaluatie van de eerste rechter plaatsvond. Enerzijds besluit het hof dat het OCMW, samen met de eerste rechter, de behoeftigheid van de man aanvaardt. Het leidt dit af uit het feit dat het OCMW hoger beroep, noch incidenteel beroep heeft aangetekend tegen het bestreden vonnis. Bovendien heeft het OCMW het provisioneel bedrag van 2500 euro reeds uitbetaald.
Anderzijds heeft het OCMW vruchteloos geprobeerd de man te bereiken. Wel blijkt dat de man voor 8 dagen een referentieadres bekwam, maar dat hij daar ambtshalve werd afgeschreven. In zijn briefwisseling geeft hij een nieuw adres op, maar ter zitting spreekt hij over een reizend bestaan en een verblijf op dat nieuwe adres. Bijgevolg staat niet vast in hoeverre de man terecht een referentieadres te Brussel aanvroeg, daar hij hiervoor in deze gemeente gewoonlijk moet vertoeven.
Het hof stelt dat het zeer terecht is dat de eerste rechter bij tussenvonnis heeft beslist en verdere evaluatie noodzakelijk vond.

De schadevergoeding van 17000 euro
Om een schadevergoeding te bekomen, moet de man een fout van het OCMW, zijn schade en het oorzakelijk verband hiertussen aantonen.

Ten eerste stelt het hof dat hij geen fout bewijst. Een vereiste voor het referentieadres is dat er een minimum lokaal aanknopingspunt moet zijn. De man gaf echter aan eigenlijk niet gesteld te zijn op een vaste woning, er niet naar uitkijkt en dat een rondreizend leven zijn bewuste keuze uitmaakt. De ongemakken waarover de man zich beklaagt, blijken dan ook eerder het gevolg te zijn van zijn eigen levenskeuze.
Ten tweede bewijst hij ook zijn schade niet. Zo begrootte hij in eerste aanleg zijn schade nog op 9000 euro, wat volgens het hof aangeeft dat hij eerder lukraak te werk gaat.

Zijn bijkomende vordering is op dit punt ongegrond.

Verdere opvolging
Het hof trekt de verdere evaluatie van de situatie naar zich. Teneinde een effectieve opvolging en reële evaluatie te kunnen komen, dient de man binnen de 10 werkdagen na de kennisname van dit arrest contact op te nemen met het OCMW om een door hem na te komen afspraak vast te leggen, waardoor het voor het OCMW mogelijk wordt om een sociaal verslag op te maken in verband met zijn reële woon-, leef- en financiële situatie.

Het hof heropent de debatten op een later tijdstip voor verdere evaluatie, zodat het de gepaste conclusies kan trekken uit de inhoud van het sociaal verslag of het ontbreken ervan.

 

Integrale tekst van de beslissing

 

Referenties
Zie ook:
*BOUQUELLE, F., MAES, C., STANGHERLIN, K., “Nature et formes des droits à l’intégration sociale et à l’aide sociale” in MORMONT, H. & STANGHERLIN, K. (eds.), Aide sociale – Intégration sociale, Brussel, La Charte, 2011, 24-28.

 

Trefwoorden
Referentieadres; Maatschappelijke integratie; OCMW