Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Samengevat op 19/09/2023

Feiten

De Vlaamse sociale bescherming is een extra bescherming bovenop de sociale zekerheid voor wie veel zorg nodig heeft. Het betreft een verplichte verzekering bestaande uit verschillende tegemoetkomingen, zoals het zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden, het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood en het zorgbudget voor personen met een handicap. Wie in het Nederlandse taalgebied woont of komt wonen moet zich verplicht aansluiten bij een zorgkas vanaf de leeftijd van 26 jaar. De Vlaamse sociale bescherming is gekoppeld aan het betalen van een jaarlijkse premie.

Het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 18 juni 2021 wijzigt de regelgeving in het kader van die Vlaamse sociale bescherming. Enkele vakbondsverenigingen, het Vlaams Netwerk tegen Armoede, de Liga voor mensenrechten, en verschillende anderen vorderen de vernietiging van een aantal bepalingen uit dat nieuwe decreet.

 

Beslissing

Het Hof vernietigt de bepalingen betreffende de toekenningsvoorwaarden voor het zorgbudget, en de toekenningsvoorwaarden voor de sociaal gecorrigeerde zorgpremie.

Het Hof vernietigt ook de bepalingen betreffende de dossiertaks, in zoverre zij niet voorzien in de integrale terugbetaling van de dossiertaks indien de arbeidsrechtbank oordeelt dat het administratief beroep ten onrechte als ongegrond werd afgewezen. Het komt toe aan de bevoegde overheid en de bevoegde rechter om een einde te maken aan de schending.

Het Hof verwerpt het beroep voor het overige.

 

Motivering

Toekenningsvoorwaarden zorgbudget: verblijfsduur en inburgeringsplicht

Met het nieuwe decreet worden de toekenningsvoorwaarden voor een zorgbudget strenger. Om aanspraak te kunnen maken op een zorgbudget, moet de gebruiker nu ten minste 5 jaar langer dan voorheen voldoen aan de vereiste van een verblijf in het Nederlandse taalgebied of het tweetalig gebied van Brussel-Hoofdstad. De verblijfsduurvoorwaarde wordt immers opgetrokken van 5 naar 10 jaar. Bovendien moet de gebruiker nu ook voldoen aan een wettelijke inburgeringsplicht.

Het Hof onderzoekt of dat in strijd is met de standstill-verplichting vervat in artikel 23 van de Grondwet. Volgens deze standstill-verplichting mag de wetgever het beschermingsniveau van de bestaande wetgeving niet in aanzienlijke mate verminderen zonder redelijke verantwoording.

De nieuwe voorwaarden betekenen volgens het Hof een aanzienlijke achteruitgang van het niveau van sociale bescherming. Het zorgbudget strekt ertoe zorgkosten te compenseren die niet door de federale sociale zekerheid of een andere pijler binnen de Vlaamse sociale bescherming worden gedekt. Daardoor wordt de voormelde aanzienlijke achteruitgang evenmin gecompenseerd door andere maatregelen. Deze achteruitgang wordt echter niet redelijk verantwoord. De decreetgever voert budgettaire motieven aan, zoals de houdbaarheid van de Vlaamse sociale bescherming en de zorgbudgetten. Dat zijn volgens het Hof inderdaad legitieme doelstellingen. Maar er valt niet in te zien in welk opzicht de voorwaarde van een werkelijk verblijf van ten minste tien jaar toelaat het financiële evenwicht van het systeem te behouden of te herstellen. Evenmin kan de inburgeringsplicht verantwoord worden. Die inburgeringsplicht houdt immers geen enkel verband met de doelstelling van de decreetgever om de positie van de nieuwkomer in de samenleving te versterken, of om de financiële houdbaarheid van het systeem te garanderen.

Het Hof vernietigt dan ook de betreffende bepalingen uit het decreet. Ze zijn immers strijdig met het standstill-beginsel vervat in artikel 23 van de Grondwet.

Voorwaarden voor toekenning van een sociaal gecorrigeerde zorgpremie

Wie aangesloten is bij een zorgkas moet jaarlijks een premie betalen voor de Vlaamse sociale bescherming. Op die premie zijn enkele sociale correcties mogelijk, maar het nieuwe decreet legt enkele bijkomende voorwaarden op. In tegenstelling tot voorheen, moet een rechthebbende nu voldoen aan een verblijfsduurvoorwaarde van 5 jaar en een inburgeringsplicht. Dit leidt tot een bijkomende financiële last voor personen die zich reeds in een precaire financiële situatie bevinden. En er dient ook rekening mee gehouden te worden dat wie de zorgpremie 2 keer niet betaalt, een administratieve geldboete wordt opgelegd. Dit kan een ongunstig gevolg hebben voor de financiële situatie van de rechthebbende, die nochtans al precair is.

Zoals voor het eerste onderdeel, oordeelt het Hof dat de nieuwe voorwaarden tot een aanzienlijke achteruitgang leiden van het sociale beschermingsniveau ten aanzien van personen die zich in een precaire financiële situatie bevinden.

Die achteruitgang wordt niet redelijk verantwoord. De sociale corrigerende maatregel is gericht op personen die niet beschikken over de nodige financiële draagkracht om een volledige premie te betalen. Het is dan ook contradictoir om diezelfde personen te onderwerpen aan voorwaarden die ertoe strekken dat zij eerst minimaal vijf jaar de volledige premie dienen te betalen. Het argument is dan dat nieuwkomers voldoende en voldoende lang dienen bij te dragen. Maar dat kan ten aanzien van personen die zich in een precaire financiële situatie bevinden, niet verantwoorden dat zij pas na vijf jaar ononderbroken verblijf in aanmerking komen voor een verminderde premie. Daarnaast kan van de toepassing van sociale correcties geen instrument worden gemaakt voor de afdwingbaarheid van de inburgeringsplicht. Er is geen enkel overtuigend verband tussen de inburgeringsplicht en de financiële positie van de betrokken personen, noch tussen de inburgeringsplicht en de sociale correcties ten behoeve van personen die niet over voldoende financiële draagkracht beschikken. Het argument van het verbeteren van de positie van de nieuwkomer kan dus evenmin als een reden worden ingeroepen voor de maatregel. Bovendien brengt de inburgeringsplicht ook kosten met zich mee. De rechthebbenden op een verhoogde tegemoetkoming in de federale ziekteverzekering worden daardoor als nieuwkomer dubbel geraakt. Zij blijven niet alleen vijf jaar verstoken van de verlaagde premie, maar moeten reeds kosten dragen in het kader van het inburgeringstraject, om als financieel zwakkere partij in aanmerking te komen voor de verminderde premie.

Het Hof vernietigt dan ook de betreffende bepalingen uit het decreet, aangezien deze in strijd zijn met de standstill-verplichting uit artikel 23 van de Grondwet.

Dossiertaks

Het nieuwe decreet voert een dossiertaks in. Het betalen van 75 euro is een ontvankelijkheidsvereiste voor het instellen van een administratief beroep tegen een beslissing in het kader van de Vlaamse sociale bescherming. De verzoekende partijen menen vooreerst dat dit een onevenredige beperking van de toegang tot de rechter met zich meebrengt. Het recht op toegang tot de rechter wordt gewaarborgd door artikel 13 van de Grondwet en artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. Dat recht kan worden onderworpen aan financiële ontvankelijkheidsvoorwaarden, voor zover die voorwaarden een wettig doel nastreven en evenredig zijn met dat doel.

De dossiertaks is volgens het Hof een financiële drempel die de toegang tot de rechter beperkt. Het administratief beroep moet immers worden uitgeput om toegang te hebben tot het beroep bij de arbeidsrechtbank. De doelstelling van de decreetgever was om te vermijden dat beroepsprocedures systematisch worden ingesteld als een second opinion voor beslissingen over de aanvragen. En het Hof meent dat dit een wettige doelstelling is.

Is de maatregel ook evenredig met dat doel? De dossiertaks bedraagt 75 euro, maar wordt verminderd tot 37,50 euro voor rechthebbenden op een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering. Daarnaast worden zes categorieën van gebruikers volledig vrijgesteld van het betalen van de dossiertaks. Bovendien wordt de dossiertaks integraal terugbetaald als het administratief beroep gegrond is. Daarom is het Hof van mening dat de dossiertaks een evenredige maatregel is.

Ten tweede zijn de verzoekende partijen van oordeel dat de regeling inzake de vrijstelling van de dossiertaks het gelijkheids- en niet-discriminatiebeginsel schendt. Er is enerzijds de vermindering van de dossiertaks voor de rechthebbende op een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering en anderzijds volledige vrijstelling van de dossiertaks voor een aantal categorieën van personen. Het Hof acht dat verschil in behandeling niet pertinent. Het Hof stelt immers vast dat die twee categorieën gedeeltelijk overlappen. Het gevolg is dat sommige categorieën van personen die recht hebben op een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering volledig worden vrijgesteld van de dossiertaks. Maar andere categorieën worden slechts gedeeltelijk vrijgesteld. Het verschil in behandeling is dus niet pertinent, maar ook niet evenredig. Voor bepaalde personen die zich per definitie in een precaire financiële situatie bevinden, kan de dossiertaks een onoverkomelijke drempel vormen voor het instellen van een administratieve beroepsprocedure.

Het Hof vernietigt daarom de betreffende bepalingen in zoverre die niet voorzien in een volledige vrijstelling van de dossiertaks ten aanzien van alle rechthebbenden op een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering. Het komt toe aan de bevoegde overheid en de bevoegde rechter om een einde te maken aan de schending.

Ten derde menen de verzoekende partijen dat de regeling inzake de terugbetaling van de dossiertaks het gelijkheids- en niet-discriminatiebeginsel schendt. Het nieuwe decreet voorziet in een integrale terugbetaling van de dossiertaks als het administratief beroep gegrond wordt bevonden. De doelstelling is om nutteloze en systematische beroepsprocedures te vermijden. Volgens het Hof is de regeling daarom pertinent. Maar, vervolgt het Hof, het is problematisch dat er niet in een terugbetaling van de dossiertaks is voorzien wanneer de arbeidsrechtbank beslist dat het administratief beroep ten onrechte als ongegrond werd afgewezen en dat de indiener van het beroep recht heeft op het gevraagde budget of een aanpassing ervan.

Het Hof vernietigt daarom de betreffende bepalingen in zoverre zij niet voorzien in de integrale terugbetaling van de dossiertaks indien de arbeidsrechtbank oordeelt dat het administratief beroep ten onrechte als ongegrond werd afgewezen. Het komt toe aan de bevoegde overheid en de bevoegde rechter om een einde te maken aan de schending.

Het Hof verwerpt het beroep voor het overige.

 

Integrale tekst van de beslissing

 

Referenties

Arrest: https://www.const-court.be/public/n/2023/2023-112n.pdf

Persbericht: https://www.const-court.be/public/n/2023/2023-112n-info.pdf

 

Trefwoorden

Vlaamse sociale bescherming ; Art. 23 G.W. [Standstill]