Samengevat op 30/05/22
Feiten
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het arbeidshof te Antwerpen van 4 maart 2020.
Het arrest betreft een geschil tussen een man die illegaal in België verblijft en het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW). De eiser is een inwoner van Griekenland, met ook verblijfsrecht in dat land. Hij woont nu in België samen met zijn echtgenote bij zijn dochter en haar partner in. Volgens zijn eigen verklaring, woont hij er sinds december 2017 omwille van een familiaal bezoek. Op 13 april 2018 wordt hij opgenomen op de spoedafdeling van een ziekenhuis. De man vraagt daarom de tussenkomst voor dringende medische hulp bij het OCMW, maar dit wordt geweigerd.
De zaak komt uiteindelijk voor het arbeidshof, dat het OCMW gelijk geeft. De man kan niet als behoeftig worden omschreven, aangezien hij samenwoont met zijn dochter die over voldoende bestaansmiddelen beschikt. De samenwoning van de eiser met zijn dochter en haar partner leidt het arbeidshof af uit de enkele omstandigheid dat hij bij hen inwoont.
Beslissing
Het Hof van Cassatie vernietigt het arrest van het arbeidshof. Het arbeidshof is immers niet nagegaan of de man met zijn dochter, met een zekere duurzaamheid, onder hetzelfde dak woont en de huishoudelijke aangelegenheden hoofdzakelijk gemeenschappelijk regelt. Dat is in strijd met de relevante bepalingen uit de OCMW-wet.
Motivering
Het Hof van Cassatie bespreekt vooreerst de relevante bepaling uit de OCMW-wet. Op basis van deze wet heeft elke persoon recht op maatschappelijke dienstverlening1. Deze heeft tot doel eenieder in de mogelijkheid te stellen om een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid. Het OCMW heeft tot taak aan personen en gezinnen deze dienstverlening te verzekeren2. Wanneer het gaat om een vreemdeling die illegaal in België verblijft, is de taak van het OCMW beperkt tot het verlenen van dringende medische hulp3.
Of het OCMW dient tussen te komen hangt af van de behoeftigheid van de hulpaanvrager. Deze behoeftigheid van de hulpaanvrager moet minstens aan de hand van volgende elementen worden aangetoond4:
- een overzicht van zijn bestaansmiddelen,
- of hij al dan niet samenwoont met een partner of echtgenoot of een ascendent of een descendent tot in de eerste graad,
- en een overzicht van hun bestaansmiddelen en een beknopte beschrijving van zijn levensomstandigheden die een invloed hebben op zijn behoeftigheid.
Het OCMW moet dus dringende medische hulp verstrekken aan de vreemdeling die illegaal in België verblijft, indien deze zonder die tussenkomst geen leven kan leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid. Bij de beoordeling daarover kunnen de bestaansmiddelen van bepaalde gezins- en familieleden met wie hij samenwoont in aanmerking worden genomen.
Volgens het Hof van Cassatie heeft het begrip “samenwoning” een specifieke betekenis. Onder samenwoning wordt hier verstaan “het onder hetzelfde dak wonen van personen die hun huishoudelijke aangelegenheden hoofdzakelijk gemeenschappelijk regelen”. Het begrip samenwonen houdt dus een zekere duurzaamheid in.
In de zaak voor het arbeidshof voert de eiser aan dat hij behoeftig is, dit op basis van zijn bestaansmiddelen en deze van zijn echtgenote. Met de inkomsten van zijn dochter en haar partner waar hij ‘kost en inwoon’ heeft mag men volgens hem geen rekening houden.
Het OCMW daarentegen voert aan dat het wel rekening moet houden met de financiële mogelijkheden van de gezinsleden van de eiser, met name het maandinkomen van 3.900 euro van het gezin van de dochter.
Het arbeidshof volgt de redenering van het OCMW en neemt de bestaansmiddelen van de dochter en haar partner mee in aanmerking bij de beoordeling van de behoeftigheid van de eiser. De samenwoning van de eiser met zijn dochter en haar partner leidt het arbeidshof af uit de enkele omstandigheid dat hij bij hen inwoont. Er wordt niet nagegaan of hij met hen, met een zekere duurzaamheid, onder hetzelfde dak woont en de huishoudelijke aangelegenheden hoofdzakelijk gemeenschappelijk regelt. Volgens het Hof van Cassatie is dat in strijdt met de relevante bepalingen uit de OCMW-wet.
Betekenis in ruimere context
Over de inhoud van de zaak kan het Hof van Cassatie zich niet uitspreken. Het kijkt enkel of een vonnis of arrest de wet schendt. Dat is hier het geval. Het arrest van het arbeidshof is immers in strijd met de OCMW-wet omdat al te snel werd vastgesteld dat de eiser samenwoont met zijn dochter en dus niet behoeftig is. Het arrest heeft geen rekening gehouden met de specifieke definitie van het begrip samenwonen. Daarom vernietigt het Hof van Cassatie het arrest van het arbeidshof van Antwerpen. De zaak zal nu naar een ander arbeidshof worden verzonden, in dit geval het arbeidshof van Gent. Dit zal opnieuw over de inhoud van de zaak moeten oordelen, met inachtneming van de rechtsvragen waarover het Hof van Cassatie zich heeft uitgesproken.
Integrale tekst van de beslissing
Referenties
1 artikel 1, eerste lid, OCMW-wet
2 artikel 57, § 1, eerste lid, OCMW-wet
3 artikel 57, § 2, 1°, OCMW-wet
4 artikel 5 van het koninklijk besluit van 1 december 2013 betreffende de minimumvoorwaarden voor het sociaal onderzoek verricht overeenkomstig artikel 9bis van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, BS 14 maart 2014
Trefwoorden
Menselijke waardigheid; Samenwoning; Dringende medische hulp; Vreemdeling; OCMW; Maatschappelijke dienstverlening