Steunpunt tot bestrijding van armoede

Feiten

De heer H. is geboren in Pakistan en komt in 2015 naar België, waar hij erkend wordt als vluchteling. Als gevolg van deze erkenning moet hij het lokaal opvanginitiatief (LOI) verlaten en vestigt hij zich vanaf februari 2016 in een huurappartement. Vanaf die datum krijgt hij een leefloon als alleenstaande en iets later nog een terugvorderbare uitkering voor uitzonderlijke financiële bijstand.

H. verzoekt het OCMW Antwerpen bovendien om hem een installatiepremie toe te kennen. Het OCMW weigert dit omdat de woonplaats bekend staat als een negatief adres. Het wordt omschreven als een plaats van drugs en prostitutie.

H. stapt vervolgens naar de arbeidsrechtbank te Antwerpen, die hem in het gelijk stelt. De rechtbank vernietigt dan ook de beslissing van het OCMW, maar het OCMW stelt hoger beroep in.

Beslissing

Het arbeidshof bevestigt het vonnis van de arbeidsrechtbank. De beslissing van het OCMW wordt bijgevolg vernietigd en H. heeft recht op een installatiepremie, aangezien hij aan de voorwaarden beantwoordt.

Het hof veroordeelt het OCMW tot het betalen van 174,94 euro rechtsplegingsvergoeding.

Motivering

Arbeidsrechtbank Antwerpen
De arbeidsrechtbank oordeelt dat H. voldoet aan alle wettelijke toekenningsvoorwaarden voor het verkrijgen van een installatiepremie. Het OCMW kan geen bijkomende voorwaarde opleggen over de woonkwaliteit van de woning om de installatiepremie te weigeren. Wat het wel kan doen, is bij de uitbetaling en de begeleiding van H. de klemtoon leggen op de aankoop van duurzame zaken die meeneembaar zijn (en zijn vermogen ten goede komen) dan eerder te investeren in zaken die enkel de verhuurder ten goede komen.

H. heeft dan ook recht op een installatiepremie en het OCMW wordt veroordeeld tot de kosten van het geding.

Arbeidshof Antwerpen
Het recht op een installatiepremie wordt voorzien in het kader van twee verschillende wetten. Ten eerste is er de wetgeving rond maatschappelijke integratie (RMI-wet)*. In tweede instantie is er ook nog de OCMW-wet*.

Aangezien H. erkend werd als vluchteling, heeft hij recht op de voordelen van de RMI-wet. Uit de beslissing van het OCMW is nochtans niet helemaal duidelijk op basis van welke wetgeving de installatiepremie geweigerd werd. Het hof gaat eerst na of er voldaan is aan de voorwaarden uit de RMI-wet.

Installatiepremie overeenkomstig de RMI-wet
De voorwaarden zijn de volgende:
– Rechthebbende op een leefloon zijn
– De hoedanigheid van dakloze verliezen
– Een woonst betrekken die als hoofdverblijfplaats dient
– Nog niet eerder een installatiepremie ontvangen hebben

Aangezien H. ervoor in een opvanghuis verbleef dat hij moest verlaten omdat hij als vluchteling erkend werd, kan hij beschouwd worden als een dakloze die een woning betrekt. Verder is er geen discussie dat H. in de woning zijn hoofdverblijfplaats heeft. De rechtbank meent dan ook dat hij aan alle voorwaarden voldoet.

Toch beschouwt het OCMW H. nog steeds als een dakloze, omdat zijn woning niet voldoet aan de normen van een gezonde woning. Deze zou ongeschikt zijn omwille van de slechte reputatie van de huiseigenaar, de vermelding dat het een plaats zou zijn voor drugdealers en prostitutie, het slechte onderhoud en het ontbreken van een conformiteitsattest. Pas wanneer het pand voldoet aan de normen van een gezonde woning, zou H. niet meer als dakloze kunnen beschouwd worden.

Het hof wijst erop dat die voorwaarde niet in de wet staat en dat de argumenten niet ter zake doen. De woning wordt effectief bewoond. Bovendien zijn er nutsvoorzieningen, is er een badkamer en een keuken, werd tijdens het huisbezoek vastgesteld dat H. er daadwerkelijk verblijft en werd de woning niet onbewoonbaar verklaard.

Installatiepremie overeenkomstig de OCMW-wet
De voorwaarden voor de installatiepremie zijn de volgende:
– De hoedanigheid van dakloze verliezen
– Een woning betrekken die hem tot hoofdverblijfplaats dient.
– Hetzij een vervangingsinkomen ten laste van de sociale zekerheid of een uitkering ten laste van een stelsel van sociale bijstand genieten, hetzij een inkomen hebben dat lager is dan het bij wet bepaalde bedrag.
– Nog niet eerder een installatiepremie ontvangen hebben.
– De premie moet aangewend worden om de inrichting en uitrusting van de woning te bekostigen.

Bovendien wordt hier in een Koninklijk Besluit gepreciseerd wat de betekenis is van het begrip ‘dakloze’. Een dakloze is dan iemand “die niet over een eigen woongelegenheid beschikt, die niet de middelen heeft om daar op eigen krachten voor te zorgen en daardoor geen verblijfplaats heeft, of die tijdelijk in een thuis verblijft in afwachting dat hem een woongelegenheid ter beschikking wordt gesteld”.

Uit het sociaal verslag blijkt dat H. duidelijk voldeed aan die definitie. Ook aan de overige voorwaarden was voldaan. Ook hier is er dus recht op een installatiepremie.

Het Hof gaat tot slot nog in op de beleidsmaatregelen van het OCMW. Het OCMW stelt namelijk dat het tot taak heeft om een menswaardig bestaan te bieden en dat het hiertoe maatregelen treft om eenieder een menswaardige woonst te bieden. In dit kader heeft het OCMW beslist om het toekennen van een installatiepremie afhankelijk te maken van de woonkwaliteit.
Hoewel een beleid om eenieder een menswaardige woonst toe te kennen lovenswaardig is, betekent dit niet dat het OCMW voorwaarden kan stellen die niet in de wet opgenomen zijn. De strijd tegen huisjesmelkers is een terechte strijd, maar het niet toekennen van een installatiepremie is daartoe niet het juiste middel, aangezien de wetgeving dat niet voorziet.
De verwijzing door het OCMW naar art. 23 Gw. wijzigt dit niet, aangezien niet aangetoond wordt dat H. geen behoorlijke huisvesting zou hebben. Dit artikel wil de overheden er juist toe aanzetten om eenieder een behoorlijke huisvesting te bieden, maar niet om geen premie toe te kennen indien de aanvrager niet over een woning beschikt die modern is en in perfecte staat is.

 

Integrale tekst van de beslissing

 

Referenties
* Relevante wetgeving:
Art. 14, §3 RMI-wet
Art. 57bis OCMW-wet
KB 21 september 2004 tot toekenning van een installatiepremie door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn aan bepaalde personen die hun hoedanigheid van dakloze verliezen, BS 5 oktober 2004.
Art. 23 Gw.

Dit arrest werd besproken in de Kamer, voor de Commissie voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu en de Maatschappelijke Hernieuwing. Dit document is beschikbaar via volgende link:
https://www.dekamer.be/doc/CCRA/pdf/54/ac735.pdf

Voor meer informatie over de installatiepremie, zie:
*BOUQUELLE, F. MAES, C. & STANGHERLIN K., “Nature et formes des droits à l’intégration sociale et à l’aide sociale” in MORMONT, H. & STANGHERLIN, K. (eds.), Aide sociale – Intégration sociale, Brussel, La Charte, 2011, 19-24.

 

Trefwoorden
Installatiepremie; Maatschappelijke integratie; OCMW; Woonkwaliteit