Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Feiten

In deze zaak tekent een meerderjarige student beroep aan tegen een beslissing van de Raad voor Maatschappelijk Welzijn van het OCMW. Die meent dat de student niet behoeftig is aangezien hij kan terugvallen op het Fonds Jongerenwelzijn, waardoor hem het equivalent leefloon wordt geweigerd. Volgens het OCMW heeft de maatschappelijke dienstverlening een residuair karakter en is er geen enkele reden waarom de verblijfssubsidie door het Fonds jongerenwelzijn niet uitbetaald zou worden.

De student meent daarentegen dat de verblijfssubsidie louter subsidiair en complementair is en wenst op de eerste plaats een equivalent leefloon te ontvangen. Zijn recht op maatschappelijke integratie zou immers voorrang hebben op de verblijfssubsidie.

Beslissing

Gezien het feit dat het recht op (equivalent) leefloon primeert op de verblijfssubsidie en de behoeftigheid van de student wordt aangenomen, beslist de arbeidsrechtbank tot de toekenning van het equivalent leefloon.

Motivering

De arbeidsrechtbank van Gent wijst op een specifieke regelgeving die bepaalt dat verblijfssubsidies niet worden uitbetaald aan meerderjarigen, tenzij na uitputting van de procedure waaruit blijkt dat de betrokkene geen recht heeft op leefloon en niet over voldoende eigen middelen beschikt. De arbeidsrechtbank preciseert dat ‘uitputting van de procedure’ betekent dat eerst de eigen middelen moeten aangewend worden. Indien deze niet volstaan, moet de aanvrager bij aanvang van het begeleid zelfstandig wonen onmiddellijk beroep doen op het OCMW om het equivalent leefloon voor alleenstaanden te bekomen. De arbeidsrechtbank benadrukt dat de begeleide meerderjarige verplicht is zijn rechten op een leefloon uit te putten indien hij niet beschikt over voldoende middelen. Pas wanneer uit die procedure resulteert dat hem geen leefloon wordt toegekend, kan hij aanspraak maken op een verblijfssubsidie. Het leefloon blijkt in die omstandigheden volgens de rechtbank dus geenszins residuair te zijn ten aanzien van de verblijfssubsidie.

In geval van weigering door het OCMW zal beroep aangetekend moeten worden bij de bevoegde arbeidsrechtbank. In afwachting van de definitieve beslissing dient de verblijfssubsidie aangevraagd te worden bij het Agentschap Jongerenwelzijn door de begeleidende voorziening. Na de beslissing van de arbeidsrechtbank zijn er twee mogelijkheden:
– in het geval het OCMW in het gelijk wordt gesteld, zal men de verblijfssubsidie verder ontvangen van het Fonds Jongerenwelzijn
– in het geval het OCMW in het ongelijk wordt gesteld, zal men het equivalent leefloon ontvangen van het OCMW en vervalt de verblijfssubsidie.

De meerderjarige student had in deze zaak als enige inkomen de verblijfssubsidie die hij maandelijks ontving. Aangezien eisende partij student is, moet tot bewijs van het tegendeel, aangenomen worden dat hij niet beschikt over een beroeps- of vervangingsinkomen en hij derhalve niet in staat is een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid.

Betekenis in ruimere context

Een OCMW kan zich niet verschuilen achter het feit dat een rechtszoekende reeds beschikt over een precair bestaansmiddel om te weigeren om een equivalent leefloon uit te keren.

 

Integrale tekst van de beslissing

 

Referenties
Artikel 39 §2 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand.

 

Trefwoorden
Equivalent leefloon ; Verblijfssubsidie ; Bijzondere jeugdzorg